Uit het archief

1 oktober 2021

Gelukkig word ik er voor betaald

Braaksel, meconium, urine, pus, bloed. Een weinig literaire opsomming van substanties die ik in mijn korte carrière als arts over me heen heb gekregen. Mochten dit soort vochten in een andere situatie onbewaakt over je uitgestort worden dan zou dat bij de gemiddelde burger, niet geheel onterecht, onherroepelijk leiden tot walging gevolgd door een willekeurige vorm van agressiviteit. Maar niet in de kliniek. Daar pak je liefkozend een doekje voor de brakende barende en bel je kalm een collega zodat je je kan verlossen van de natte broekspijp die tegen je been plakt. In de kliniek zeg je opgewekt “Ach kijk nou wat goed, ‘O Shinely heeft zijn eerste ontlasting geloosd”, geen enkele schande dat hij dat net deed op het moment dat je onderzocht of beide testikels waren ingedaald waardoor je nu met een handvol plakkerige stinkende meconium staat. In de kliniek onderbreek je je vaginale toucher niet bij een gepanikeerde bevallende vrouw wanneer je de warme urine over je vingers voelt stromen. In plaats daarvan zeg je motiverend “Heeeel goed, een lege blaas zorgt er voor dat je kindje mooi dieper kan komen”, terwijl je collega naast je met samengeperste lippen toeschouwt in een poging niet te lachen. In de kliniek, laat je je ongeroerd schoonpoetsen door de OK assistent wanneer je ondanks verwoede pogingen toch precies in de sproeirichting van het zojuist geïndiceerde abces bleek te vertoeven en de spetters pus en bloed op je bril nu je gezichtsveld bevolken. De wereld vond blijkbaar dat het tijd was voor een step up. Mijn traumastage werd afgetrapt met de lancering van een fibulaplaat tegen mijn hoofd, een OK team dat mij reflexmatig schreeuwend tot absolute stilstand commanderen om de steriliteit ten alle tijden te bewaken en een lachende traumachirurg die zijn excuses aanbood voor voorgaande poging tot fibula-craniale osteosynthese. Het echte werk is begonnen, ik zeg valhelm op en gaan.

Emma

Archief