Uit het archief

11 maart 2022

De wolf in schaapskleren op kamer 17

Ze lijkt onschuldig. Ze is beleefd, vriendelijk zelfs ondanks haar pijn. Ze is niet heel ziek, maar er is duidelijk wat aan de hand. Ze is niet voor niets op de spoed dus mij heeft ze direct aan haar kant. Zij legt uit, ik vraag door, haar zoon vult aan. Het ging zo goed tussen ons, mevrouw van kamer 17. U had mijn vertrouwen gewonnen met de kalme urgentie in uw stem. Met de reactie van uw lichaam op mijn onderzoek. Niet theatraal, niet gepanikeerd, maar eerlijk en duidelijk. En dan plots spreekt ze de alles onthullende woorden. De woorden die verklappen waar wij patiënten altijd al van verdachten. Ellenlange anamneses met warrige verhalen die bij elke nieuwe witte jas aan het bed plots 180 graden gedraaid waren. De pijn die dagen – of toch maanden – of toch jaren blijkt te duren en bij aankomst van de supervisor helemaal nooit heeft bestaan. Medicatie in alle kleuren verzameld in oude potjes met vergeelde labels. Ze lijkt niet te weten dat ze met deze twee simpele woorden hoogverraad pleegt. Dat ze vanuit kamer 17 in luttele seconden elke patiënt die ik in de toekomst nog zal zien voor de leeuwen heeft geworpen. Haar geheim en dat van al haar mede patiënten ligt open en bloot op tafel. Op mijn vraag wanneer de buikpijn is begonnen antwoordt ze met een gekanteld hoofd, toegeknepen ogen en taal technisch juister dan ik een patiënt ooit heb horen antwoorden met de woorden: “Even verzinnen”.

Emma

Archief